Lampje woont met haar vader Augustus in de vuurtoren. Iedere avond klimt ze naar boven om de grote lamp aan te steken. Maar op een keer, als het stormt, zijn de lucifers op. De lamp blijft uit en in de donkere nacht slaat er een groot schip te pletter tegen de rotsen. Augustus krijgt de schuld en wordt voor straf opgesloten. Lampje moet gaan werken in het Zwarte Huis op de klif, en iedereen weet dat daar een monster woont. Martha, de huishoudster, verbiedt Lampje om naar boven te gaan. Maar Lampje mist haar vader en de zee, en alleen vanuit de torenkamer kan ze de vuurtoren zien. Op haar tenen sluipt ze de trap op...